Nieuws

Warmtebedrijf mogelijk nodig voor 100.000 huishoudens

Samen een warmtebedrijf voor de regio oprichten om 100.000 woningen en gebouwen van duurzame energie te voorzien: dat is haalbaar én logisch. Aldus blijkt uit verkennende studies van Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude. Maar daarmee is niet gezegd dat het makkelijk is.

Ongeveer vijftig raadsleden, ambtenaren en bestuurders van zes gemeenten waren dinsdagavond 24 september bij elkaar gekomen om de de resultaten van de verkenning naar een publiek warmtebedrijf te bespreken. Centraal stond daarbij wat het resultaat van de verkennende studie betekent voor de volgende fase naar de oprichting van zo’n warmtebedrijf, die in opdracht van de zes gemeenteraden is uitgevoerd door Warmte Leidse Regio (WLR). Dit programma is gebaseerd op de in 2023 gesloten samenwerkingsovereenkomst van de gemeenten Leiden, Leiderdorp, Zoeterwoude, Voorschoten, Oegstgeest en Katwijk. De samenwerking richt zich op de verduurzaming van de warmtevraag in de regio, op basis van de Tranisitievisies Warmte van deze gemeenten. De uitkomsten van de ‘verkenningsfase’ werden deze avond gepresenteerd. Vervolgens was er in deelsessies gelegenheid om door te praten en vragen te stellen.

In deze verkenningsfase heeft de programmagroep Warmte Leidse Regio (WLR) met ruim dertig betrokken partijen gesproken. Dat zijn onder andere de zes betrokken gemeenten, de huidige commerciële en publieke bedrijven in deze sector, de al opgestarte buurtinitiatieven en potentiële financiers. Bij hen is de interesse gepolst voor zo’n publiek warmtebedrijf, of en welke rol zij daarin voor zichzelf zien en wat hun randvoorwaarden zijn.

Daaruit blijkt dat alle gesproken partijen, m.u.v. de commerciële warmtebedrijven, positief zijn over deze ontwikkeling. Zowel de huidige bedrijven in de sector als het Rijk hebben aangegeven verder te willen praten. Ook vanuit de zes gemeenten wordt de samenwerking op dit gebied breed ondersteund. Zij hebben allemaal aangegeven eventueel aandeelhouder te willen worden van zo’n bedrijf. Iets waar uiteraard dan nog wel nadere besluitvorming over nodig is.

Is het logisch?

Ronduit ingewikkeld aan deze fase van de energietransitie is dat nog altijd niet bekend is hoe de energietransitie gefinancierd moet worden en hoe duur de verschillende oplossingen vervolgens worden voor de inwoners. Omdat gemeenten toch in actie moeten komen – zo schrijft Maar omdat de Wet Collectieve Warmte (WCW) voorschrijft dat de warmtevoorziening in collectieve handen moet komen, met gemeenten in een regierol moeten gemeenten wel in actie komen. Samen optrekken is daarbij een logische, omdat de bebouwing in deze regio dicht op elkaar staat. Dat komt de betaalbaarheid van nieuwe warmtenetten ten goede.

Groot voordeel voor collectieve warmteoplossingen is daarbij dat er in deze regio vrij grote warmtebronnen, zoals restwarmte en aardwarmte voorhanden zijn. Dit naast de mogelijkheden om ook lokale warmtebronnen, zoals aquathermie te benutten. Uiteraard blijft het inwoners vrij om voor een individuele oplossingen zoals een warmtepomp of (andere) elektrische oplossing te kiezen of voor buurtinitiatieven.

Die kleinschalige buurtinitiatieven kunnen samenwerken met een publiek warmtebedrijf. Daar zien deze bewonersgroepen een meerwaarde in aangezien zij ook een infrastructuur nodig hebben.

Wat is er nodig?

Grofweg bestaat een warmtebedrijf uit drie elementen: een bron, een infrastructuur en aansluitingen. Het is niet nieuw dat gemeenten zoiets gezamenlijk tot stand brengen. Tussen 1980 en 1995 werden overal in Nederland regionale energiemaatschappijen opgericht. In deze regio was dat de EWR, het latere Nuon. Na de privatisering, begin deze eeuw, transformeerden die bedrijven in energieleverancier Vattenfall en netbeheerder Alliander. Alliander is nog steeds publiek eigendom, het is in handen van 74 Nederlandse gemeenten en provincies.

In de toekomstige situatie moet zowel de energielevering als de infrastructuur in meerderheid in publieke handen zijn. Voor kleinere warmtegemeenschappen, zoals buurtinitiatieven, maakt de warmtewet een uitzondering; die mogen privaat eigendom zijn. Deze wet is overigens nog niet vastgesteld. Volgend jaar staat de behandeling in de Tweede Kamer gepland.
De gemeenten hebben de regie in de warmtetransitie. Zij hebben via een Transitievisie Warmte per wijk een inschatting gemaakt welke wijk op welke manier van het gas afkomt. Dit moet komende tijd samen met bewoners en bedrijven uitgewerkt worden in concrete Wijkuitvoeringsplannen.

Vervolgens stelt de gemeente zogenoemde warmtekavels vast. Dat kan de hele gemeente zijn of opgedeeld in een paar grote wijken, of zelfs gemeentegrens overstijgend als dat handig is. Per kavel wordt bepaald welk warmtebedrijf het best geschikt is om de gevraagde warmte te verzorgen. In deze fase heeft de gemeente een regierol. Die bepaalt wat er in welke wijk gebeurt, in welke tempo en met welke bronnen en partijen.

Participatie en besluitvorming

Na deze verkennende fase moeten gemeenten besluiten of ze de oprichting van een warmtebedrijf verder willen onderzoeken. Daarvoor sluiten ze een intentie-overeenkomst (IOK) waarin gemeenten uitspreken tot een regionaal warmtebedrijf te willen komen. De bedoeling is dat dit nog dit jaar gebeurt. In principe is het gemeentebestuur bevoegd om dit besluit te nemen, maar het programma zet met informatievoorziening in op een grotere betrokkenheid van de gemeenteraad.

Als de IOK is gesloten volgt een voorbereidende fase. Daarin volgt de kavelindeling en werken de gemeenten de business-case voor een publiek warmtebedrijf verder uit. De gemeente moet er ook voor zorgen dat er door participatie voldoende kennis en draagvlak is onder bewoners voor de gekozen opties. Het heeft immers geen zin om een collectief warmtebedrijf aan het werk te zetten als een groot deel van de inwoners van een warmtekavel een warmtepomp koopt. De raadsleden worden gedurende deze en eventuele volgende fase met raadsbrieven, raadsbijeenkomsten en technische informatiesessies op de hoogte gehouden.

Na deze voorbereidende fase moet er in 2025 een definitief besluit genomen worden. Als dat een positief besluit is ondertekenen de gemeenten een samenwerkingsovereenkomst (SOK). In een SOK leggen de gemeenten zich juridisch en financieel vast. Dit besluit wordt genomen door de colleges van de verschillende gemeenten, maar pas nadat de gemeenteraad goed geïnformeerd is en wensen en bedenkingen heeft kunnen meegeven. Na het aangaan van de SOK start de kwartiermakersfase. Deze leidt volgens planning in 2027 tot de oprichting van een collectief warmtebedrijf.

Reacties

Aanwezige raadsleden benadrukken dat het voor inwoners belangrijk is om te weten wat collectieve warmte hen gaat kosten. Zonder dat inzicht is het lastig kiezen, zo begrijpen ook de programmamanagers van WLR en de aanwezige bestuurders. De betaalbaarheid staat voorop, en in een publiek warmtebedrijf dat geen winst hoeft te maken is die beter gegarandeerd dan in een commercieel bedrijf, denken de betrokken bestuurders van de zes gemeenten.

Lastig is dat de huidige prijsvorming op de energiemarkt niet transparant is. Daardoor tasten de gemeenten op dat punt in het duister. In de wet is vastgelegd dat de infrastructuur van de huidige warmtebedrijven binnen dertig jaar overgedragen moeten worden aan de nieuwe publieke warmtebedrijven. Het zou voordeel opleveren als dat met Vattenfall sneller geregeld kan worden. Ook op de financieringsregelingen van het Rijk is het nog even wachten. Het Rijk is de randvoorwaarden op orde aan het brengen voor een betaalbare warmtetransitie.

Ondanks deze kwetsbaarheid, zo herhaalde de Katwijkse wethouder Sonny Spek aan het einde van de avond nogmaals, moeten gemeenten wel nu in actie komen willen zij in 2040 een betrouwbaar alternatief voor gas hebben. Hij hoopt dat daar met deze eerste bijeenkomst een goede aanzet voor gegeven is.

Hoe nu verder

  • Ondertekening intentie-overeenkomst (IOK) door colleges | einde 2024
  • Programmateam en gemeenten werken businesscase collectief energiebedrijf verder uit | 2025
  • Informatiebijeenkomst gemeenteraden | najaar 2025
  • Ondertekening samenwerkingsovereenkomst (SOK) door colleges na advies gemeenteraden | einde 2025
  • Kwartiermakers werken oprichting en financiering uit | 2026
  • Regionaal warmtebedrijf in gebruik | eind 2026

Dáárom samenwerken

Sonny Spek (wethouder Katwijk en bestuurlijk voorzitter Warmte Leidse Regio):

“Ik zie het er niet van komen dat een gemeente als Katwijk met een grote energieleverancier in gesprek gaat en een goede deal eruit weet te slepen voor haar inwoners. En dat zie ik kleinere gemeenten ook niet doen. Alleen gaan we de bietenbrug op. Daarom wil ik samen optrekken.”

Gebke van Gaal (wethouder Leiderdorp):

“Leiderdorp is geen vrijstaat. Als wij niks doen en iedereen op elektriciteit laten overgaan weten we dat het mis gaat en de boel vastloopt. Wij moeten dus iets doen en het is goed dat we daar samen in optrekken. Samen de mogelijkheden onderzoeken, in actie komen en ervoor zorgen dat ook onze inwoners erover gaan nadenken.”

Hubert Schokker (wethouder Voorschoten):

“Ik onderschrijf het belang van samenwerking in de energietransitie en ik proef een hele constructieve opstelling bij de bestuurders in deze regio. En er is ook in de gemeente Voorschoten steun om samen op te trekken in een warmtenet. Onze gemeenteraad staat daar in beginsel positief tegenover.”

Kees Oudendijk (wethouder Oegstgeest):

“Het is een complexe operatie waar haast achter zit in een financieel uitdagende tijd. Wat kan een gemeente bijdragen? Wat worden de energietarieven? En wat kost het ons als we een collectief warmtebedrijf oprichten? Laten we dat samen uitzoeken.”

Angelique Beekhuizen (wethouder Zoeterwoude):

“Ik bespeur veel positieve nieuwgierigheid. En ik vind het mooi dat we van klein naar groot werken. Ik denk dat de gemeenteraad, voorzien van goede informatie, hier een grote rol in kan pakken.”

Yvonne van Delft (wethouder Leiden):

“Betaalbaarheid van energie is ook mijn zorg. Overal waar ik kom, van de provincie tot de buurvrouw en zelfs bij Vattenfall, gaat het daar over. Ik denk dat er andere tijden aankomen en dat we rekening moeten houden met hogere energiekosten. Dat denkt het Nibud ook. Die waarschuwt onze inwoners daar rekening mee te houden. Het oude is dus niet het uitgangspunt, maar we moeten wel goed kijken wat goed is voor de inwoners van onze regio.”